Mijn ouders hielden ons altijd voor dat iedereen even belangrijk is in de maatschappij. “Als de vuilnisman het vuilnis niet ophaalt wordt het een smeerboel. Dat werk is niet minder dan het werk van een bankdirecteur, alleen anders. De putjesschepper en de koningin zitten net zoals wij met hun blote billen op het toilet.” Ondanks dat in mijn jeugd de putjesscheppers al lang uitgestorven waren, begreep ik precies wat mijn ouders bedoelden.
Pap had twee visitekaartjes, eentje mét zijn ingenieurstitel erop en eentje zonder. Het liefst gebruikte hij die zonder titel, maar soms was het volgens hem nodig om andere te gebruiken “Omdat sommige mensen daar nu eenmaal veel waarde aan hechten.” Hij hechtte daar zelf zo weinig waarde aan dat hij niet actief deelde dat hij een universitaire titel had. Toen zijn zus daar jaren later achter kwam en er naar vroeg was zijn reactie: “Hoezo had ik dat moeten zeggen? Ik ben er toch geen ander mens door, of wel?”
Tijdens onze cruisevakantie waste ik mijn handen in een algemene toiletruimte, toen een jongedame met poetsmateriaal binnenkwam. Zij begon zich uitgebreid te verontschuldigen voor het feit dat ze binnenkwam terwijl ik daar was. Nadat ik zei dat ze zich niet hoefde te verontschuldigen, maar dat ik dankbaar was dat zij en haar collega’s ervoor zorgden dat wij, de gasten, steeds brandschone toiletten hadden, begon ze te huilen. “De meeste gasten schreeuwen alleen tegen mij!” zei ze.
Haar reactie raakte me. Ik begrijp niet dat je tegen iemand schreeuwt die letterlijk jouw shit opruimt en ervoor zorgt dat jij een onvergetelijke vakantie hebt op een schoon schip. Voor mij doet iedereen ertoe, wat voor werk iemand ook doet. Tegelijkertijd besef ik ook dat dit in andere culturen anders kan zijn. In het kastenstelsel bijvoorbeeld, is sociale hiërarchie heel normaal. Een groot aantal cruisepassagiers kwam uit India, het kan best zijn dat de bewuste jongedame net pech heeft gehad met wie ze tegenkwam.
Tegen mijn meiden heb ik altijd gezegd dat het niet uitmaakt wat voor werk ze gaan doen, als ze maar iets kiezen wat ze leuk vinden. Het is naar mijn mening goed om in verschillende keukens te kijken voor je echt moet kiezen als jongere, daarom vind ik die mini-stages ook zo’n goed initiatief. Laatst liep een dochter van een collega op onze afdeling mee. Na die drie dagen wist Anne één ding zeker: ze wilde nooit op een kantoor werken. Ik heb ooit vakantiewerk achter een lopende band gedaan. Daarna wist ik zeker dat ik dat nooit wilde doen: veel te moeilijk! Ik kon die hele band niet bijhouden.
Annemiek, die lang riep dat ze automonteur wilde worden, wist na haar stage bij een autobedrijf zeker dat daar haar carrière niet lag. Na een paar baantjes in de horeca besliste ze dat dit ook niks voor haar was. Sindsdien werkt ze in een winkel. Ze vroeg me laatst of ik het erg zou vinden als ze na haar opleiding in een winkel zou blijven werken en niet in de richting van haar opleiding. Dat maakt me niets uit, als ze maar iets doet waar ze blij van wordt én ik niet in die winkel hoef te werken. Laat mij maar lekker studenten inschrijven, daar word ík blij van.
Liefs, Kaat