Mijn ouders tuinierden graag. Rond ons huis lag een ruime tuin waar diverse bloemen en planten welig tierden. Regelmatig ging de tuin op de schop. We hebben een vijver in de voortuin gehad en later een in de achtertuin. Overal in de tuin stonden bloemen en planten, onkruid werd regelmatig verwijderd. Mijn vader had ook een moestuin op een volkstuincomplex waar hij zijn zaterdagen vaak doorbracht.
Mij boeide die hele tuin niet zo, onkruid wieden vond ik een straf en meehelpen in de volkstuin heb ik één zomer een soort van leuk gevonden. Dat was toen ik er vakantiewerk van mocht maken en per veld betaald kreeg. Onkruid wieden in ruil voor tienertoer, dat was te doen.
Langs de rechterkant van onze oprit stonden bessenstruiken en mijn zusje en ik moesten af en toe bessen plukken en schoonmaken. Verschrikkelijk vond ik dat. Het was leuk voor vijf minuten maar dan was de lol eraf en moesten er nóg tig struiken. Alleen als de frambozen geoogst konden worden ging ik wel graag met papa mee naar zijn tuin. Onder die struiken groeide nooit veel onkruid en het grote voordeel van frambozen plukken was dat je ondertussen je mond flink vol kon stoppen.
Inmiddels heb ik een eigen huis met een grote tuin. De voortuin bestaat uit drie vaste planten, wat eenjarig goed en vooral veel bodembedekkers. Achter hebben we twee terrassen, heel veel gras, wat eenjarig goed en zeker geen moestuin. Vooral makkelijk dus. Helemaal achterin de tuin staan tóch twee bessenstruiken, de eerste rode bessen zitten er al aan, lekker. De vork ligt al klaar om de bessen te ritsen!
Mijn meest dierbare plant staat vooraan in de tuin. Tijdens zijn laatste zomer heeft pap frambozenstruiken voor me gestekt. Deze heb ik na zijn overlijden meer dood dan levend mee naar huis genomen en als een zielig hoopje niks in mijn tuin gezet. Water, wat mest en vooral veel liefde heb ik ze gegeven. Ik tuinier nog steeds niet met plezier maar frambozen oogsten is het leukste wat er is!
Kaat