Vanwege de voorspelde sneeuw besluiten manlief en ik Annemiek op te halen bij haar vriend en haar niet met de bus naar huis te laten komen. Als we onderweg zijn komt de sneeuw bijna horizontaal, een beetje ‘Star Wars’-achtig, op ons af. De weg is goed begaanbaar, maar mijn moederhart is blij dat ik die middag ‘nee’ gezegd heb op de vraag of ze met mijn auto naar hem toe mocht.
Op de terugweg vraag ik of Annemiek niet blij is dat pap rijdt en dat ze niet zelf hoeft te rijden. Ze zegt stoer dat ze al ‘heel vaak’ met sneeuw gereden heeft en dat het haar ‘niet zou boeien’ om in dit weer te rijden. Omdat ik me de laatste maanden geen sneeuw kan herinneren, vraag ik wanneer dat ‘heel vaak’ precies was. Dit blijkt een jaar geleden tijdens rijles geweest te zijn, met de instructeur naast haar. Ik zeg niks, maar denk er het mijne van.
De volgende dag zijn sneeuw en ijs verdwenen, de wegen zijn goed begaanbaar. Na school mag Annemiek van manlief met de auto naar haar vriend, ze zal na het avondeten naar huis komen. Aan het begin van de avond valt er neerslag, een uur later ligt de weg vol ‘pratsch’, zoals we dat hier zo mooi noemen. Niet echt sneeuw, niet echt ijs, gewoon vieze zooi die meer nat is dan glad.
Telefoon. ‘Is het goed als ik hier blijf slapen en morgenvroeg voor het werk naar huis kom? Het is glad hier en ik durf niet goed te rijden. Net naar de winkel was al niet leuk.’ Uiteraard vinden we dat goed, al geven we aan dat het hier, twintig minuten verderop, meer nat dan glad is. Annemiek houdt vol dat het daar glad is en ze liever niet rijdt. Prima. Ik waarschuw haar dat ze er rekening mee moet houden dat ze in de ochtend een kwartier bezig is met het ontdooien en krabben van de auto. Natuurlijk kost dit geen kwartier, maar aangezien pubers alles op het laatste moment doen lijkt me dit een hele geschikte waarschuwing om verdere stress in de ochtend te voorkomen.
Zaterdagmorgen komt ze binnen met een ‘Hoezo doe jij een kwartier over krabben? Ik had die hele auto zó rijklaar! Ik heb wel wat langzamer gereden want het was nog glad.’ Ik zeg niks en glimlach in stilte. Als ik niet gewaarschuwd had was ze nog later geweest, nu kan ze op haar gemak omkleden en gaan werken. Later die ochtend rijden manlief en ik naar Aken om chocola te kopen bij de Lindt outlet. Rondom Kerkrade zijn de bermen wit en ook de velden geven een winterse aanblik. Ik kan me voorstellen dat het hier, in het donker, in je eentje, in de eerste winter dat je je rijbewijs hebt, toch niet heel comfortabel rijden is, zeker zonder instructeur naast je.
Rij-ervaring moet je opdoen, soms het liefst eerst in het daglicht. Ik ben blij dat de grootspraak over rijden met sneeuw vanaf de achterbank kwam en dat ze op het moment dat ze alleen door het weer moest toch aangaf dat ze het niet echt zag zitten. Ze komt er wel, dat kind van mij!
Liefs, Kaat