Op de middelbare school had ik, net zoals mijn tieners nu, veel docenten. Sommigen gaven heel boeiend les, andere minder. Nu ik mijn meiden hoor praten over hun docenten, denk ik terug aan die van mij. Wat zou ik mijn docent Engels uit de onderbouw graag vertellen dat het goed gekomen is met mijn gevecht om deze taal te leren spreken en schrijven. Hij bleef geduldig met me, bleef uitleggen, herhalen en motiveren tot op het bot. Wat was ik trots als hij zei: “Kaat, goed gedaan meid, een zes voor regio (woordjes). Vast ruim vooraf begonnen, of niet?” en dan tegen de beste leerling van de klas: “Jongen, een negen. Als je je boek daadwerkelijk vijf minuten had ingekeken, had je een tien gehad. Valt me van je tegen.” Dit was de kers op de taart van twee weken lang, iedere dag een half uur blokken op die stomme woorden en zinnen. Die zessen waren hard nodig om mijn onvoldoendes voor grammatica ietwat te compenseren. Soms hoop ik dat hij vanaf zijn wolkje ziet dat ik nu dagelijks op het werk in zijn favoriete taal met studenten correspondeer.
Mijn biologiedocent was ook zo’n fijne man. Toen ik in mijn eindexamenjaar geen moer snapte van de berekeningen over erfelijkheid, zelfs niet na extra uitleg van hem, koppelde hij me aan de knapste kop van de klas voor bijles. Het heeft nog flink wat uitleg gekost voor ik het licht zag. Tijdens het bewuste schoolonderzoek raakte ik in paniek en daardoor helemaal de kluts kwijt. De docent liep langs mijn tafeltje, keek over mijn schouder, schudde zijn hoofd en liep weg. Ik ben opnieuw begonnen met de bewuste opgave en bleek later een gedeelte goed te hebben. Zo fijn dat hij zag dat ik de weg kwijt was en me even wat hernieuwd vertrouwen in mezelf gaf!
Voor wiskunde had ik in de brugklas een docent die nog nooit voor een brugklas gestaan had. Hij kon vertellen wat hij wilde, ik snapte geen hout van wat hij zei. Gelukkig had mijn vriendje een wiskundeknobbel én talent om uit te leggen, dankzij hem haalde ik toch regelmatig voldoendes. In vier en vijf havo had ik die docent weer. Kaat en cijfers is nooit een geweldige combinatie geweest, maar nu sprak hij geen Chinees meer. Het zal de rijping van mijn brein geweest zijn, in combinatie met een docent die een kei was in bovenbouwlessen.
Ieder lokaal had een intercom in de vorm van een telefoonhoorn, waar de conciërge de leerkracht op kon bereiken. In het vierde lesuur, tegen het einde van de les, ging het ding regelmatig over. De conciërge gaf dan de namen door van de leerlingen uit de klas die zich bij de conrector (voor de havo was dat de heer De Kort) moesten melden. Sommige leraren namen op, luisterden, hingen op en zeiden dan zo iets als: “Simon en Nick, vijf over twaalf conrector.” Zo niet mijn favoriete geschiedenisleraar, die pakte dat veel spannender aan. Als het ding toeterde nam hij op. “Hóffmann! Ja? Oké. Melden. Bij de heer de Kort. Ja. Aha. Ik geef het door.” Met een grijns op zijn gezicht hing hij op en begon langzaam door het lokaal te lopen. “Dat was mijnheer Van Empel. Wie zouden zich vandaag bij de heer De Kort moeten melden? Joris? Helaas, jongen, vandaag niet. Monique. Jij mag hem om vijf over twaalf met een bezoek vereren. Nick, zoals gewoonlijk mag jij ook gaan. Dit keer hoeft Simon niet mee, vreemd. Die mijnheer De Kort… ” De manier waarop hij dit deed was zo geniaal, net zo briljant als dat zijn lessen waren.
Er zijn ook docenten van wie ik me de lessen niet meer precies kan herinneren, maar wél het gevoel dat ze me gaven. De aardrijkskundedocent voor wie ik een beetje bang was bleek tijdens het theatergala een hele aardige man te zijn. De statige docent Duits, altijd in pak gekleed. De tekendocent die fantastische karikaturen kon tekenen. De muziekleraar die je altijd kon vragen om bepaalde stukken op de piano te spelen waardoor er weer een deel van de les om was. Mijn klassendocent van vier en vijf havo, die me zag staan en dankzij wie ik een heel klein laagje van mijn onzekerheid durfde te laten vallen.
Niet zo lang geleden viel eindelijk het kwartje: de fijnste, beste en leukste docenten hadden niet per se een passie voor het vak dat ze gáven, maar een passie voor het vak dat ze hádden: pubers onderwijzen en bijstaan in deze fase van hun leven. Passie voor pubers dus. De minder fijne en minder leuke docenten hadden dat niet. Die waren vooral weg van het vak dat ze gaven maar misten de passie voor pubers.
Toen ik koos voor de lerarenopleiding Nederlands realiseerde ik me nauwelijks dat ik met pubers zou gaan werken: spelen met taal sprak me aan, de passie voor pubers ontbrak. Na twee jaar stapte ik over in de richting communicatie, dat voelde beter. Nu bekijk ik of (ex-)tieners toegelaten kunnen worden tot de door hun gewenste opleiding en communiceer ik dagelijks met studenten. Als kers op de taart mag ik ook nog stukjes schrijven waarmee ik hopelijk andere mensen inspireer. Het is goed zo.
Kaat
E-mail ontvangen als er een nieuwe blog op mijn website staat? Laat je e-mailadres achter!
Ik heb tot 2 jaar terug altijd nog een kerstkaartje ontvangen van mijn leraar Engels. Nu ik dit lees moet ik hem maar eens gauw op zoeken zolang het nog kan. Hij word al oud want piep ben ik ook niet meer!!
Ha ha, mooi Kaatje, denk zeker dat jouw docent Engels super trots is op jou !!!
Meneer Jordi, leraar Nederlands was mijn favoriete docent, hij overleed helaas te vroeg. Wel kwam ik twee jaar geleden de heer Snelders (de kabouter) van Engels tegen bij een concert.
Engelstalige muziek natuurlijk…. Ik hoorde hem meezingen en sprak hem in de pauze aan. Blij en vereerd met mijn vraag of hij ook “native speaker” was .